De Hoge Berg, Texel

De Hoge Berg is in september 2019 uitgeroepen tot het tweede Icoonlandschap van Nederland.

Geschiedenis

Ons grootste Waddeneiland, dat er als onderdeel van onze kustlijn nu zo vredig bij ligt, is duizenden jaren speelbal geweest van de grillen van de Noordzee. In 800 na Christus verdwenen grote stukken van wat nu Texel is in zee. Tijdens de Allerheiligenvloed van 1170 ontstond met groot geweld de Waddenzee en tijdens de daar weer op volgende Sint-Luciavloed van 1287 vraten de golven aan Texels grondgebied. Maar er was één gebied op Texel dat zo hoog lag dat de zee er moeilijk grip op kreeg: de Hoge Berg.

De Hoge Berg is een stokoude stuwwal die niet bestaat uit duinzand maar uit keileem, compleet met uit Scandinavië afkomstige zwerfkeien. Tijdens de voorlaatste ijstijd schoof het pakijs alles voor zich uit, bleef soms een eeuw of wat stil liggen en trok zich zelfs af en toe weer wat terug, om vervolgens met frisse ijzige wil verder te schuiven. Zo werd de Hoge Berg onder het heen weer schuivende ijsmassief afgeplat tot de huidige glooiing. Hetzelfde gebeurde in het Friese Gaasterland en in het voormalige eiland Wieringen in de kop van Noord-Holland. Deze drie afgevlakte heuvels delen één fenomeen dat je praktisch nergens anders op aarde aantreft: tuunwallen.

De mensen die zich hier vanaf circa 700 voor Christus vestigden, bouwden bij gebrek aan hout en stenen hun huizen met behulp van plaggen, met daken van juthout, huiden en duingras of hooi. Daaromheen zullen zij de eerste tuunwallen als omheining gebouwd hebben, om hun vee en moestuinen tegen wildvraat te beschermen. Ze konden hiervoor geen heggen gebruiken, want die wilden in het ruige eilandklimaat niet groeien.

 

Tuunwallen en andere landschapselementen

Bij het maken van een tuunwal kwam behoorlijk wat kijken. Eerst werden zoden gestoken. Die werden vervolgens gestapeld tot twee parallelle muurtjes van een meter hoog. De tussenruimte werd opgevuld met duinzand en bovenop kwam ten slotte een ‘nokpan’ van graszode als afdichting.

Aanvankelijk lagen de tuunwallen nabij de dorpen en nederzettingen. De Hoge Berg was nog naakt en blootgesteld aan wind, maar vanuit de omliggende dorpen trokken schaapsherders de berg op over zogenoemde schapendriften, die aan beide zijden afgebakend waren met tuunwallen. Maar het zou nog tot 1562 duren voordat de tuunwallen werden uitgebouwd tot een omvangrijk labyrint over de Hoge Berg en Wieringen.

Dat kwam zo: wat nu de veenweidegebieden zijn van Noord- en Zuid-Holland, werd ooit in het veen in cultuur gebracht om te dienen als graanakkers. Maar door ontwatering klonk de veengrond steeds verder in, waardoor de akkers verzuurden en de graanoogst mislukte.

Omdat hongersnood dreigde voor de steden in Noord- en Zuid-Holland, gingen de staten van Holland op zoek naar geschikte gronden voor graanteelt. Die vonden ze op de geestgronden tegen de duinen en op Wieringen en Texel, waar oude stuwwalresten zeer geschikt waren om graan te verbouwen.

Omdat bovendien de belastinginning op de eilanden achterbleef bij rest van de provincie, werden onderzoekers gestuurd om advies uit te brengen. Zij adviseerden de gemeenschapsgrond – grond die in feite van iedereen is – af te schaffen, net als het recht om op het hele eiland vee te laten grazen. In plaats daarvan werden de keileembulten onder de schapenboeren verdeeld, zodat omheiningen konden worden aangebracht en het graan beschermd was tegen schapenvraat.

De heuvels werden in honderden perceeltjes opgesplitst. De schaapskooien in het dorp werden opgedoekt en iedere boer kreeg een schapenboet op de berg met drinkwaterpoelen, ook wel kolken genoemd, voor de schapen die daardoor het hele jaar daar konden verblijven. Veel van die kolken liggen er nu nog. Saillant detail is dat de locaties om ze aan te leggen zouden zijn opgespoord met een wichelroede.

Vanaf dat moment werd meer dan de helft van de heuvels benut voor graanteelt en veranderden het aanzien en de welstand op de eilanden. Graan werd niet meer door schapen aangevreten en het oorspronkelijke pijlstaartras werd onder gecontroleerde omstandigheden verder gekweekt tot de huidige Texelaar.

Flora en fauna

Veel diersoorten kunnen op een eiland lang geïsoleerd en bewaard blijven, zoals bijvoorbeeld de noordse woelmuis. Lange tijd had deze een bolwerk op Texel doordat andere muizen het eiland niet konden bereiken, maar inmiddels heeft hij concurrentie van muizen die bijvoorbeeld via fruit het eiland op gekomen zijn. Ook de Texelse zandbij heeft zich apart op Texel kunnen ontwikkelen doordat hij geen concurrentie van het vasteland heeft.

Ook vinden allerlei dieren hun huis in de gaten en kieren tussen de grasplaggen van de tuunwallen. Rugstreeppadden, muizen, mieren en sluipwespen, solitaire bijen en spinnen.

De zandkern in de tuunwal en de graszoden zorgen voor een voedselarm milieu. Maar vergis je niet: in bepaalde tijden van het voorjaar en de zomer bloeien de tuunwallen in geel, paars, wit en blauw. Engels gras, verfbrem, boshyacint en grasklokjes − ze groeien hier alsof ze bewust aangeplant zijn.

Waar vroeger nog geen bomen of struiken groeiden in het barre zeeklimaat, raken de tuunwallen nu hier en daar spontaan begroeid. Zo vind je nu braam, eikvaren, vlier en meidoorn. Wellicht verworden de tuunwallen met het veranderend klimaat ooit nog wel tot houtwallen.

Nadat het eiland Wieringen met de inpoldering van het Wieringermeer bij het vasteland was getrokken, verdwenen er tientallen kilometers tuunwallen in de daaropvolgende ruilverkaveling. Op Texel ging het gelukkig anders. De percelen werden weliswaar groter, maar er werden ook weer tuunwallen omheen gezet. Samen met de schapenboeten en de kolken vormen ze combinaties die je op verschillende plekken op Texel aantreft. De stenen muurtjes in het Engelse Cornwall hebben nog wel wat weg van de tuunwallen, maar verder zijn ze wereldwijd uniek en zou het dus doodzonde zijn om ze te verwaarlozen.

Het grootste aaneengesloten tuunwallengebied ligt op de Hoge Berg. Het is deels in handen van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en voor het overige deel nog in boerenhand. De actieve agrarische natuurvereniging De Lieuw heeft een tuunwal-stapelmachine ontwikkeld die het behoud en herstel van tuunwallen enorm vooruit helpt. Handwerk is mooi en moet ook levend blijven, maar als er kilometers gemaakt moeten worden is zo’n machine een uitkomst, ook als men ooit tuunwallen wil laten terugkeren in het Wieringer landschap.

De tuunwallen, het prachtige eikenbos met de weelderig begroeide zandgroeve, zoemend van de bijen en andere insecten, en de mysterieuze Georgische graven − het is te veel om op te noemen wat dit gebied allemaal zo bijzonder maakt. Bovendien maakt een eigen ontdekkingstocht hiernaartoe vanzelf duidelijk waarom de Hoge Berg op Texel is uitgeroepen tot tweede Icoonlandschap van Nederland.

De onthulling

Downloads

 

Download hier de folder over de Hoge Berg Icoonlandschap.

Download hier de kaart ‘Begrenzing Icoonlandschap de Hoge Berg’.

Download hier het persbericht ‘De Hoge Berg benoemd tot tweede Icoonlandschap van Nederland’.