Het Geuldal

Het Geuldal is in oktober 2025 uitgeroepen tot het negende Icoonlandschap van Nederland.

Geschiedenis

Voor de meeste Nederlanders is Zuid-Limburg een apart stukje land dat buitenlands oogt, waar je fijn kunt wandelen en fietsen en op bourgondische wijze kunt fijnproeven. Het is niet ver weg en toch zo anders dan de rest van ons land. Koning Willem de Eerste zorgde bij de afscheiding van België ervoor dat er een Nederlandse provincie Limburg ontstond met een lange smalle toegang vanuit Holland, langs de Maas tot Maastricht en Valkenburg.

Zuid-Limburg is het oudste stukje grond binnen onze landsgrenzen dat niet is gevormd door veen, stuivend zand, ijstijden of sediment, aangevoerd uit ver weg gelegen Alpen met keileem en kiezels. Zuid-Limburg is opgebouwd uit ontelbare kleine ooit in de zee levende diertjes, en soms nog letterlijk uit de kalk tevoorschijn komende slakkenhuisjes. Overblijfselen van inktvissen, miljoenen jaren geleden uitgestorven en waarvan de schelpjes eenmaal schoongewassen nog parelmoer tonen. In de mergel of kalksteen opgebouwd uit dierlijke skeletjes vormden zich ook vuursteenlagen.

Tientallen miljoenen jaren later werd de vuursteen een begeerlijk materiaal voor de eerste mensen in deze streek die door de mergel mijnschachten groeven. De vuursteen werd over de wijde omtrek verhandeld als ruwe grondstof of reeds verfijnd tot bijlen, speer- en pijlpunten, messen en sieraden.

De tijd dat de zee verdween en het Mergelland achterbleef werd gekenmerkt door grote klimaatschommelingen. Vooral tijdens de laatste IJstijd toen de Noordzee droogstond waaide het veel. Net zoals tegenwoordig woestijnzand tot onze streken weet door te dringen en neerdaalt, gebeurde dat toen onder andere uit de bodem van de Noordzee. Dit fijne poederachtige spul wist in Zuid-Limburg soms meters dikke lagen te vormen. Deze grondsoort is zeer gevoelig voor erosie. Dus bij regenval of een continue toevoer van water dat zijn weg zoekt, vrij meanderend en in kreken splitsend, wordt de löss gemakkelijk meegevoerd. Dat gebeurde ook na de uitvinding van het wiel: door karresporen ontstonden als vanzelf holle wegen, men zegt wel de oudste wegen van ons land.

Dalen en dalletjes, droog of nat, zijn overal in Zuid-Limburg terug te vinden. Vandaar dat geologen ook het vingertje heffen bij het Heuvelland als typering voor deze streek. Zij noemen het een dalenlandschap. De Geul, de Gulp en de vele schilderachtige zijbeekjes hebben dalen en zijdalen gevormd. De droogdalen, hier grubben genoemd, zijn door hevige regenval ontstaan. Meestal staan ze droog, vandaar de naam droogdal.

Bebouwing

De eerste mensen vestigden zich in de dalen dicht bij het water en de vruchtbare grond. Maar bij onrustige tumultueuze momenten in de geschiedenis trokken zij zich liever terug op de hogere gronden met goed verdedigbare forten en goed zicht op naderende vijanden. Want al lagen de dorpen in vredestijd langs hellingen en dalen, de evenzeer vruchtbare grond op de plateaus werd ook in cultuur gebracht voor landbouw, met versterkte boerderijen: carréboerderijen genaamd.

De bouwmaterialen waren allemaal lokaal verkrijgbaar. Boerderijen werden gebouwd met behulp van gezaagde mergelbrokken, vuursteen en vakwerk (hout, leem en stro) en de daken waren van gekamd stro of riet.


Met name de hazelaar laat zich makkelijk splijten. Met deze ‘slieten’ werd het vlechtwerk gemaakt tussen de balken van de vakwerkboerderijen. Daarna werd het geheel aangestreken met leem.

Het Zuiden is rooms, zo tonen kapelletjes en kleine met heiligen gevulde nisjes aan de gevels van huizen.

Landschap

Het landschap met zijn kwetsbare erosiegevoeligheid werd tamelijk omzichtig behandeld. De steile hellingen liet men liever bebost, ook al werd dat hellingbos veelvuldig gekapt als hakhout dat weer uitliep na iedere kapbeurt. De iets minder steile hellingen werden in stroken ontgonnen waarbij, net als een trap, iedere strook een trede lager lag. Deze terrasranden bleven begroeid of werden beplant, en heten graften of in het Limburgs ook wel graven. Zo hield men een erosieremmende grip op de vruchtbare gronden en konden aardverschuivingen worden voorkomen.

Rond de dorpen en gehuchtjes werden fruitgaarden aangeplant. Deze hoogstamboomgaarden waren vaak ongelooflijk rijk aan soorten pruimen, peren, appels, abrikozen, aalbessen, kruisbessen, noten en kastanjes. Gelukkig zijn veel rassen en smaken bewaard gebleven, waardoor de Limburgse vlaai het tot immaterieel erfgoed van Unesco heeft weten te schoppen.

Wie de weg volgt van Epen naar Mechelen komt door één van de vrijste stukjes Geuldal met veel hagen, boomgaarden, graften en machtige knotbomen van eik, es en wilg. Er zijn vakwerkhuizen te over, gegroepeerd in gehuchtjes of in linten langs de eeuwenoude holle wegen en soms zomaar op zichzelf, maar allemaal even schilderachtig mooi. Zelfs de overal in opkomst zijnde paardenhouderijen, waar wordt gegraasd waar eerder de koeien dat deden, leiden in het Geuldal tot meer heggen en meer fruitgaarden.

De biodiversiteit, hoe kan het ook anders, heeft hier een stevige basis om op te variëren en is voor Nederlandse begrippen uniek. De Geul met beekjuffers, ijsvogels en teruggekeerde forellen wacht op de komst van de otter om tussen de wortels van beekbegeleidende bomen weer huis te houden. De eerste verkenners zijn al gespot.

Natuurmonumenten heeft de meeste prikkeldraden tussen weilanden al opgerold en de hagen teruggebracht rond bloemrijke percelen. De geschiedenis van strijd tussen Franse en Pruisische legers en de ruzie tussen twee Limburgen lijken hier op wat bunkers na geen grip gehad te hebben op de lieflijke oeroude ondergrond en een liefdevolle landschappelijke aankleding bovengronds.

De onthulling

Volgt!

Downloads

Download hier de folder over het Geuldal Icoonlandschap.

Download hier de kaart ‘Begrenzing Icoonlandschap het Geuldal’.

Download hier het persbericht ‘Het Geuldal uitgeroepen tot nieuwste Icoonlandschap’.